Helen's winterkers symboliseert de bijzondere band met haar moeder

Door Christa van der Hoff

Prunus subhirtella ‘Autumnalis Rosea’ is de klinkende Latijnse benaming voor Helen’s winterkers. Toen Helen in haar nieuwbouwhuis kwam wonen, kreeg ze hem van haar moeder cadeau. De winterkers bloeit normaliter rond eind november, maar een aantal jaren geleden vertoonde hij opeens in januari weer een prachtige, rijke, tweede bloei.
 
Voedselbuurtbosvrijwilliger Helen vertelt: “Mijn moeder was toen net overleden. Dit kon bijna geen toeval zijn. Het voelde alsof mijn moeder nog tegen mij wilde zeggen dat het leven doorgaat en mooi is. Sindsdien zie ik mijn winterkers als een versteviging van de band die ik ook na haar dood nog met haar heb.”

Als de boom in bloei staat, is hij een echte blikvanger in Helen’s Zoetermeerse tuin: supermooie roze bloemen, met een subtiele bloemengeur als het windstil is. De rest van het jaar heeft de boom een minder opvallende kleur. In de zomer zijn de bladeren bruingroenig, vertelt Helen. Dan hangen er ook kleine, besachtige vruchtjes aan. In de herfst kleuren de bladeren oranjegeel. “De boom heeft een eigen wereldje ontwikkeld. Mensen vinden hem mooi om te zien. Veel mussen en meesjes weten de boom te vinden. Het is een bezige boom.”

De boom heeft een grillige parapluvorm en hoeft niet gesnoeid te worden. Hij is geënt op een andere onderstam, waardoor hij volgens Helen sterker is. Hij bewoont nu al 20 jaar haar tuin en is 6 à 7 meter hoog.

Helen heeft een passie voor bomen. “Het zijn speciale wezens voor mij. Ze hebben een heel ander levensritme dan wij mensen, zijn sterk maar kunnen ook fragiel zijn. Er zijn moederbomen die via hun uitlopers nieuwe bomen creëren. Hun eigen levensvorm gaat over naar een jonge boom. Hoe mooi is dat? Bomen zijn ook onderling met elkaar verbonden, via mycelia bijvoorbeeld. En ze geven diverse chemische stoffen af die een positieve invloed hebben op onze hersenen.”

Enthousiast vertelt Helen ook over de babyboompjes in het Voedselbuurtbos, die het soms best zwaar hebben op de zware kleigrond. “De eerste jaren hebben ze wat extra zorg nodig. Door de droge zomers van de laatste jaren moesten we ze vaker bewateren. Deze winter is het juist heel nat geweest en staan sommige boompjes te lang met hun voeten in het water.”

Een van Helen’s vaste taken bij het Voedselbuurtbos is het inventariseren en monitoren van de jonge bomen. Ze werkt ook heel vaak mee tijdens de zaterdagse meewerkdagen. Ze werd vrijwilliger bij GeuzeGroen in de Coronaperiode. “In 2021 konden we niet meer sporten en kwam ik haast niet meer onder de mensen. Via mijn sportmaatje Joyce, die al voor GeuzeGroen actief was, kwam ik bij het bos terecht. Ik vond het heerlijk om rustig in de open lucht te kunnen meewerken aan de opbouw van het bos en om zo toch met anderen in verbinding te zijn.”

En nog steeds is ze een blije vrijwilliger. Ze heeft het prima naar haar zin met de vaste kern van ongeveer vijftien mensen. “Het zijn fijne mensen, het is leuk gezelschap en we worden blij van dezelfde dingen!”

Heeft Helen nog wensen voor GeuzeGroen? Ze zegt: “Ik hoop dat de kleine boompjes het goed zullen doen. Dat ze sterk worden en lekkere vruchten gaan geven. Ook wens ik, dat we als bos zichtbaarder worden voor een groter publiek. We zijn al met een bewegwijzering en toegangspaden bezig. Het zou hartstikke leuk zijn, als we bijvoorbeeld rondleidingen kunnen geven en workshops voor scholen kunnen houden. Dan kunnen we concreet maken waar voedselbuurtbos GeuzeGroen allemaal voor staat.”