De waterwerken van GeuzeGroen

Zo erg als in overstroomd Valkenburg of uitgedroogd Drenthe is het nog niet, maar net als in de rest van Nederland wordt de beplanting op GeuzeGroen regelmatig bedreigd door een gebrek of juist een te veel aan water. Wat doen we eraan die schade te beperken? Klaartje legt uit hoe ze hun keuzes maken, en wat ons nog te doen staat. 

Toen we in 2021 een berg vette klei in gebruik namen, wilden we er eerst voor zorgen dat onze jonge boompjes genoeg water kregen om zich goed te kunnen ontwikkelen. Omdat we op twee bulten zaten en we een bos wilden maken dat ook zonder mensen kan, hebben we bij aanleg een soort ‘badranden’ gemaakt die de neerslag moeten vasthouden, zodat onze ondergrond (de ‘aquifer’) zich kan vullen met water. 

Hoe dieper dat water zit, hoe meer moeite planten moeten doen om het te bereiken. Dat stimuleert hun wortelgroei, zodat ze mooie lange wortels maken. Dat vertraagt de groei bovengronds misschien een beetje, maar hoe ze het onder de grond doen is voor ons voorlopig belangrijker dan hoe ze het boven de grond doen.

Dokter Wortel

Die doorworteling is essentieel om de aangestampte, humusarme grond die wij in beheer kregen weer vruchtbaar te maken. Naarmate de bodem meer gaatjes, wortels, beestjes en schimmels krijgt, krijgt regen meer kans om goed de grond in te zakken. Het groeiende stelsel van wortels en schimmels gaat steeds meer werken als een enorme ondergrondse spons, waar planten in tijden van droogte graag gebruik van maken. Zolang die er nog niet is, zullen we moeten gieten en graven. 

Op satellietfoto’s zie je hoe we daar mee bezig zijn geweest. Behalve het aanleggen van de  ‘badrand’-wallen, groeven we horizontale greppels om het water in op te vangen (‘swales’) en wadi’s. Rond bomen die op hellende delen staan groeven we halve manen uit. Die helpen de planten aan water wanneer dat schaars is, maar al snel kwamen we erachter dat ze op onze vette klei ook kunnen leiden tot wortelrot als het water in de winter niet weg kan.

Smiley’s 

Om het teveel aan water af te kunnen voeren, zijn veel van onze halve manen inmiddels veranderd in een soort smiley’s: aan de zijkanten van de halve manen is een doorsteek gemaakt, zodat overtollig water weg kan. Hoe meer droogte de plant aan kan, hoe lager de doorsteek moet zitten. Zo hoeft een wilg vaak helemaal geen doorsteek, maar kan het bij een abrikoos zelfs voorkomen dat de doorsteek bijna op het diepste punt van de halve maan zit, zodat we die in de zomer weer moeten opvullen met een soort sluisdeur zoals een steen. Dat spoort niet helemaal met onze arbeidsluwe beheerplannen, maar zolang de bodem nog geen spons is, kunnen we niet veel anders. 

Afgelopen winter hadden we zoveel water op onze klei, dat we ons werk eigenlijk niet verantwoord konden doen. Als we met takken sleepten om de takkenrillen aan te leggen, stampten we onvermijdelijk de kwetsbare grond in de hagen weer dicht. Veel notenbomen in het beestenbos leken gewoon te verdrinken. Dat was extra verdrietig omdat al die bomen al geadopteerd waren.  Dus zagen we ons geconfronteerd met de vraag: moeten we onze notenambities laten varen (1), kunnen we de grond afwateren en ze vervangen (2), of moeten we een paar jaar wachten tot de bodemgroeisels hun werk hebben gedaan, en het dan opnieuw proberen (3)?

Mysterieuze vierhoek

Veel noten willen graag een diepe losse grond om hun wortels in te verspreiden. Ze worden flink hoog, maar staan liever een beetje in de luwte. Om te voorkomen dat ze te veel schaduw over de rest van het bos zouden werpen, hadden we ze daarom aanvankelijk op de noordoost hoek van het beestenbos gepland: in de luwte van stoere hoge houtwalbomen zoals zwarte elzen, op een hoog deel waar ze hun diepe wortels goed kwijt konden voordat ze op het grondwater stuitten. 

Toen de grond daar ook nog relatief zanderig bleek, waren we vol goede hoop. Naast verschillende soorten uit de walnotenfamilie, plantten we er ook een paar uitheemse soorten zoals paw-paw. Hoewel het de beste plek van het bos leek, gingen ze bijna allemaal dood. Hoe kan dat?

In de LocusGIS app waarin het onderzoeksteam bijhoudt waar alle bomen staan, zag Astrid iets geks. Normaal gebruiken we actuele luchtfoto’s die we via de open dataset van de overheid (PDOK) downloaden, maar door een foutje downloadde zij een luchtfoto uit 2016 als achtergrondlaag en die toonde in deze hoeks des doods een grote grijze vierhoek, aangesloten op de aanvoerroute. Het leek wel een oude parkeerplaats, of een plek waarop destijds een bepaald materiaal apart werd gehouden. Zou het kunnen zijn dat we te maken hebben met een oude aangestampte grondlaag die al het water tegenhoudt?

Fragment van de achtergrondkaart waarop Astrids mysterieuze vierhoek verscheen, corresponderend met het gebied waarin veel bomen doodgaan. 

 

De lijnen in het geel en blauw zijn de voetpaden en het rolstoelpad zoals destijds ingetekend door Arcadis. De groene stippen zijn daadwerkelijk door GeuzeGroen aangeplante bomen. Omdat dit deel veel grote bomen telt, zijn het er veel minder dan elders.

Ondoordringbare grondlagen

Hoewel we de mysterieuze vierhoek niet kunnen terugvinden op de oude satellietbeelden in Google Earth, gaan we ervan uit dat die theorie klopt. Uit grondmetingen die studenten van de Hogeschool Inholland eind 2020 namen, was immers ook al gebleken dat we te maken hebben met een aantal nagenoeg ondoordringbare grondlagen. Zo ondoordringbaar zelfs, dat hun penetrometers er niet soms door heen konden. Ook de PH-waarden rond 7.7 bevestigden dat we met zware klei te maken, verontreinigd met zaken als stukken steen en beton. De klei zat meestal op een diepte van 60-70 cm tot 100 cm. Helaas hebben we maar een paar coördinaten met data hierover, en zit de mysterieuze vierhoek daar niet bij. De slechtste waarden werden juist aangetroffen in het zuidoosten, waar voorheen die aanvoerroute naar het gronddepot/parkeerplaats lag.


Satellietbeelden perceel GeuzeGroen in maart 2011 en mei 2023 (Google Earth)

Als je de satellietbeelden tussen 2011 en nu bekijkt, zie je dat het water steeds op dezelfde plekken naar boven komt, of er nu 2 meter grond op ligt of niet. We kunnen daar dus maar beter gebruik van maken, in plaats van het te willen bevechten. Het water verschijnt op het deel dat tussen de twee percelen in ligt, het deel dat door de gemeente beheerd wordt. Dat betekent ook dat wij het kwijt zijn zodra het daar is. Om droogteschade te voorkomen, blijkt ons ‘badrandenplan’ nog altijd een goede keuze, net als de horizontale greppels en de halve manen. Om wateroverlast structureel te voorkomen, kunnen we een aantal dingen doen:

  1. Diepwortelende gewassen stimuleren: planten als luzerneklaver, gele lupine en cichorei wortelen heel diep, zodat ze de grond losmaken, en het water beter kan infiltreren.
  2. Op de paden blijven, vooral tijdens natte periodes, als de grond zacht is en je dingen als jonge wortels en wormengangetjes makkelijk kapot trapt. Dit is in de praktijk lastig omdat we materiaal voor takkenrillen bijvoorbeeld vaak in regenachtige periodes krijgen. We kunnen een takkendepot aanleggen, en bij onvermijdelijke situaties loopplanken gebruiken. 
  3. Nieuwe beplanting selecteren op standplaats, die we nu beter kennen dan toen we het perceel net in gebruik namen. Veel van de huidige onderstammen zijn wel geselecteerd op klei, maar soms zullen we er bijvoorbeeld voor moeten kiezen een vochtminnende pecanboom aan te planten in plaats van een droogteminnende kastanje. 
  4. Extra wadi’s graven op plekken waar het water welkom is.
  5. Extra geulen graven van de natste gedeelten naar plekken waar we het water wel kunnen gebruiken. Om te voorkomen dat die het perceel ook in droge periodes afwateren, kunnen we hoofdgeulen een soort deurtjes geven, waarmee we ze ook weer kunnen afsluiten.

Schematisch kom je dan op zoiets uit:

Paars zijn de contouren van de ‘badranden’ (wallen), op sommige plaatsen doorkruist door afsluitbare drainage kanalen. De afsluitbare plekken zijn aangegeven in rood. 

Blauw is het water, en de richting dat het op moet. 

Groen is de locatie van de genenbank, waar we genetisch divers plantmateriaal willen opkweken en die we willen aanleggen op het lager gelegen deel.