Band met een Plant
Nieske van der Voort, vrijwilligster bij GeuzeGroen, woont al vijftien jaar in een klein straatje met arbeidershuisjes in Den Haag, bij de oude gasfabriek (Regentessekwartier). Ze heeft geen tuin, maar wel een stukje aarde langs haar voorgevel. Toen ze hier kwam wonen, stonden er een vetplant en een klimroos met rode, licht geurende rozen. Inmiddels heeft ze er zelf een witgeverfd bankje bijgezet. “Ik vond een roos toen nog een beetje burgerlijk, een beetje een keurige cliché-plant voor oudere vrouwen. Maar inmiddels ben ik me enorm aan de struik gaan hechten.”
Bij het verbouwen van haar huis viel er een pot witte verf in de rozenstruik. Nieske dacht dat haar roos dit niet zou overleven, maar er geschiedde een wonder: de struik groeide stug door. Ondanks de nog niet zo groene vingers van Nieske: “Ik snoeide hem nooit. Misschien hebben de buren er wel last van, dacht ik ook.” Op een gegeven moment kreeg ze – hoe hilarisch – een briefje in de bus met het aanbod voor een cursus rozen snoeien. Deze hint pakte Nieske op door de roos met tie-wraps aan een metalen rekje vast te maken. Door de wind lieten er wat rozen los, en die hingen toen over de stoep. In de buurt was haar losgeslagen roos spraakmakend: de buurvrouw zei tegen Nieske dat mensen in de buurt het erover hadden. “Ik knipte de roos toen op ooghoogte af. Het leek wel of ik hem geamputeerd had! Ik vroeg me af of het nog goed zou komen.”
Ze wil nu de roos zo gaan leiden, dat hij half over haar voordeur komt te hangen, liefst niet al te keurig maar een beetje wild. “Ik vind het heerlijk om met groen bezig te zijn, zo blijkt”. Tegen de zomer zit de struik altijd bomvol knoppen. Bijna obsceen, vindt Nieske. “Als ze openklappen, is het een groot rozenfeest, een explosie van rozen. Ik wil er nooit meer vanaf!” De rozen bleken afgelopen zomer – mooie bijvangst – een echte oppepper voor passanten. Nieske: “Dat is zo mooi: in de natuur gaat alles gewoon door, ook in Corona-tijd.”
Tekst: Christa van der Hoff