Permacultuurpionier Fransjan de Waard ziet graag nog veel meer initiatieven zoals GeuzeGroen

‘Een voedselbos heeft iets van een sprookje’

Tekst: Nieske van der Voort

De ogen van Fransjan de Waard beginnen een beetje te glimmen als hij over de Zoetermeerse plannen voor GeuzeGroen hoort. ,,Dat zouden veel meer gemeenten moeten doen’’, meent deze pionier op gebied van permacultuur. ,,Een voedselbos is een enorme kapstok voor allerlei beleidsterreinen waar ze iets mee moeten.’’

Als ‘aanjager van een groene en duurzame toekomst voor iedereen’ slaat De Waard de opkomende voedselbosbeweging tevreden gade. Dat permacultuur belangrijk is voor bodem en klimaat, weet hij al een aantal decennia. ,,Maar zo’n openbaar voedselbos waar iedereen naar binnen mag, is ook gewoon erg leuk. Ik denk dat het de mensen aanspreekt als een soort sprookje, een paradijs, een oerlandschap waar alles is en waar je samen van alles kunt ontdekken. Ik word er wel vrolijk van als mensen dit in de praktijk gaan doen.’’

Fransjan de Waard

De mede-oprichter van Stichting Voedselbosbouw Nederland denkt dat meer gemeenten er slim aan zouden doen de voedselbosbeweging serieus te nemen. ,,Met zo’n bos sla je als gemeente meerdere vliegen in één klap. Het is een antwoord op hittestress, het zorgt voor wateropvang, het biedt mensen gezond voedsel, laat hen van alles ontdekken en haalt hen uit hun huizen.’’ Vijf jaar geleden is hij zelf naast zijn eigen ecowijk in Olst-Wijhe ook begonnen aan een openbaar voedselbos, waarvoor hij met een lokale stichting het beheer doet.

Zeven plagen
,,Zo’n bos op openbaar terrein geeft wel specifieke uitdagingen heb ik gemerkt’’, lacht De Waard, als hij vertelt over de ‘zeven plagen’ die dit prille voedselbos tot nog toe heeft gekend, waaronder grote machines voor gemeentelijk onderhoud, losgebroken schapen die de jonge boompjes oppeuzelden en kinderen die de recente aanplant lostrokken. ,,Omdat we graag beginnen met klein plantgoed, heb je niet direct een bos staan en veel mensen herkennen het dan nog niet als zodanig. Zo hebben we geleerd dat het handig is in elk geval een paar grote bomen als blikvanger neer te zetten.’’

Ook heeft hij gemerkt dat bezoekers toch wel graag die plantensoorten zien die ze al kennen. ,,Te veel klooien met nieuwe soorten schrikt mensen een beetje af. En de meeste mensen kennen eigenlijk zo ontzettend weinig. Het is leuk om dan te zoeken naar aansluiting en dat dan langzaam op te rekken. Eetbare meidoorn bijvoorbeeld. En laatst hebben we een rij lijsterbessen uit Oost-Europa geplant om te laten zien dat je die gewoon kunt eten.’’

Exoten
Helemaal uit Oost-Europa? ,,Ja, daar zijn lekkere, eetbare rassen gekweekt. De wilde lijsterbes is ook in Nederland inheems, maar die eten we eigenlijk niet. Bovendien, als je alleen maar met inheemse soorten zou werken, krijg je nooit een voedselbos waarmee we onszelf kunnen voeden. Dan houdt het na hazelnoot, duindoorn, framboos, vlier, zoete kers en nog wat bessen wel op. En zouden we dus honger lijden.’’ In de landbouw is de herkomst van een gewas ook geen enkel criterium. Bovendien krijgen we steeds meer te maken met klimaatverandering, en dus ook met betere groeiomstandigheden voor andere soorten.’’

Behalve op de aan te planten soorten gewassen, hamert De Waard gezien de klimaatverandering vooral op het belang van de sponswerking van de bodem. ,,We moeten een buffer creëren die bestand is tegen de extreme droogte of juist de extreme regenval die klimaatverandering met zich meebrengt.’’ En dat doe je sowieso niet door te ploegen en te bemesten. ,,Nee, daar heb je een divers bodemleven voor nodig, dat rijk is aan schimmels. Dat kun je in het begin stimuleren door vroegere landbouwgrond te bedekken met houtsnippers en bladeren. Dat is een mooie strategie, waarin je de natuur ook weer inzet. Een voedselbos heeft wel wat tijd en geduld nodig, maar daar krijg je wel iets heel moois voor terug.’’

Fransjan de Waard, Ingenieur Tropische Bosbouw en sociaal ondernemer, was al lang en breed met permacultuur bezig voordat die tien jaar geleden echt in zwang raakte. In de jaren ‘90 schreef hij hierover al het boek Tuinen van Overvloed en richtte hij zijn bedrijf De Waard Eetbaar Landschap op, waarmee hij de ontwikkeling van meerjarige agro-ecosystemen op de kaart zet. Samen met onder meer Wouter van Eck richtte hij Stichting Voedselbosbouw Nederland op, en hij was één van de trekkers van de Green Deal Voedselbossen.

Trots is hij op de film Bodemboeren, die hij in 2015 in coproductie maakte, en waarin hij vijf boeren volgt die duurzaam met de aarde omgaan. ,,We kwamen hierop omdat 2015 het VN- Jaar van de Bodem was en wij daar een concrete invulling aan wilden geven. In Nederland waren op dat moment nog maar heel weinig mensen echt zinvol met de bodem bezig. Onvoorstelbaar. Met deze film hebben we wel allerlei ogen kunnen openen.’’